2017-2018 ŐSZ / HERFST
2016-2017 ŐSZ / HERFST
BBN-NED 503
Cultuur- en mediawetenschappen 3.
Krediet: 4
Werkcollege
Vrijdag 14:00-15.30
Zaal 112
Doelstelling:
Studenten leren de verschillende soorten relaties die tussen woord en beeld bestaan. Ze analyseren zowel beelden als teksten geschreven over beelden. Uitgangspunt voor de analyse dient altijd de tekst te zijn.
Opdracht:
Studenten geven een power-point presentatie over één van de onderstaande thema's. Nadruk wordt op de geschreven tekst gelegd: op het 'hoe' men over schilderijen kan schrijven. Daarbij kiezen ze telkens een aansluitend schilderij die ze zelf interpreteren.
Ze schrijven een werkstuk over een zelfgekozen schilderij en een tekst die over dat schilderij gaat.
Deadline: 15 december per mail én uitgedraaid in mijn postvakje op het secretariaat
Toetsen:
40% presentatie
10% eigen interpretatie van een schilderij
50% kwaliteit (taal + inhoud) werkstuk
1. Inleidend college – mogelijke relaties tussen woord en beeld
Verdeling materiaal
2. Judith Herzberg: De boer – Pieter Brueghel: De val van Icarus
3. Judith Herzberg: Haesje – Rembrandt: Portret van Haesje van Cleyburg, 1634
4. Anna Enquist: Rembrandt en Saskia – Rembrandt: Portret van een vrouw, waarschijnlijk Saskia, 1633
5. Bernard Dewulf: Altijd dezelfde, altijd anders – Over Léon Spilliaert; De 'vroege' Léon Spilliaert
6. Bernard Dewulf: Over Rik Wouters
7. Gerrit Komrij: De moeder van alle kunsten. Over de gulzigheid van de spiegel; Wie kijkt naar wie? Over de raadsels van het zelfportret.
8. Bernard Dewulf: Gladde dingen – De spiegel in de kunst
9. Rutger Kopland: Afdaling op klaarlichte dag 1-5 – Co Westerik: Afdaling op klaarlichte dag 1-5, 1976 – 1977, 1979, 1981, 1983
10. Willem van Toorn: Vrouw in kleine ruimte -- Co Westerik: Vrouw in kleine ruimte, 1967-1978
Nicolaas Matsier: Schoolmeester met kind -- Co Westerik: Schoolmeester met kind, 1961
11. DVD over het werk van Co Westerik
BBN-NED 503
Cultuur- en mediawetenschappen 3.
Krediet: 4
Werkcollege
Vrijdag 14:00-15.30
Zaal 112
Doelstelling:
Studenten leren de verschillende soorten relaties die tussen woord en beeld bestaan. Ze analyseren zowel beelden als teksten geschreven over beelden. Uitgangspunt voor de analyse dient altijd de tekst te zijn.
Opdracht:
Studenten geven een power-point presentatie over één van de onderstaande thema's. Nadruk wordt op de geschreven tekst gelegd: op het 'hoe' men over schilderijen kan schrijven. Daarbij kiezen ze telkens een aansluitend schilderij die ze zelf interpreteren.
Ze schrijven een werkstuk over een zelfgekozen schilderij en een tekst die over dat schilderij gaat.
Deadline: 15 december per mail én uitgedraaid in mijn postvakje op het secretariaat
Toetsen:
40% presentatie
10% eigen interpretatie van een schilderij
50% kwaliteit (taal + inhoud) werkstuk
1. Inleidend college – mogelijke relaties tussen woord en beeld
Verdeling materiaal
2. Judith Herzberg: De boer – Pieter Brueghel: De val van Icarus
3. Judith Herzberg: Haesje – Rembrandt: Portret van Haesje van Cleyburg, 1634
4. Anna Enquist: Rembrandt en Saskia – Rembrandt: Portret van een vrouw, waarschijnlijk Saskia, 1633
5. Bernard Dewulf: Altijd dezelfde, altijd anders – Over Léon Spilliaert; De 'vroege' Léon Spilliaert
6. Bernard Dewulf: Over Rik Wouters
7. Gerrit Komrij: De moeder van alle kunsten. Over de gulzigheid van de spiegel; Wie kijkt naar wie? Over de raadsels van het zelfportret.
8. Bernard Dewulf: Gladde dingen – De spiegel in de kunst
9. Rutger Kopland: Afdaling op klaarlichte dag 1-5 – Co Westerik: Afdaling op klaarlichte dag 1-5, 1976 – 1977, 1979, 1981, 1983
10. Willem van Toorn: Vrouw in kleine ruimte -- Co Westerik: Vrouw in kleine ruimte, 1967-1978
Nicolaas Matsier: Schoolmeester met kind -- Co Westerik: Schoolmeester met kind, 1961
11. DVD over het werk van Co Westerik
Hoor- en werkcollege moderne Nederlandstalige literatuur
2011-2012 eerste semester
Krediet hoorcollege: 4
Krediet werkcollege: 5
Op de hoor- en werkcolleges worden de belangrijkste stromingen en figuren uit de twintigste eeuw besproken. Er wordt gestreefd naar een parallelle behandeling van de Zuid- en Noordnederlandse literatuur alsook naar het schetsen van een brede maatschappelijke en artistieke context waarin literatuur zich ontwikkeld heeft.
De reeks hoorcollege wordt met een mondeling examen afgesloten. Het werk op de werkcolleges wordt getoetst door
de activiteit van de student op de les (30 %)
schriftelijke toetsen tijdens het semester (30%)
een spreekbeurt over een bepaald onderwerp (40%)
Aanwezigheid op de hoor- en werkcolleges is verplicht. Indien de student meer dan drie keer afwezig is van de werkcolleges wordt zijn/haar semester niet goedgekeurd.
1. De achttiende eeuw in Nederland – opvoeding als centraal begrip, Aagje Deken en Betje Wolff, H. van Alphen
2. De eerste helft van de negentiende eeuw – biedermeier, romantiek, romantische ironie, realisme – Nicolaas Beets
3. De tweede helft van de negentiende eeuw – Multatuli en de Tachtigers
4. De Vlaamse Beweging – Guido Gezelle
5. Naturalisme in Nederland en Vlaanderen: Couperus en Buysse
6. Modernisme: de poëzie van M. Nijhoff
7. Modernisme: het proza van Carry van Bruggen
8. Modernisme in Vlaanderen en de expressionistische kunst in Vlaanderen Paul van Ostaijen
9. Jodenvervolging in Nederland Het dagboek van Anne Frank
10. Postmodernisme/postkolonialisme in Nederland – Abdelkader Benali, Arthur Japin
11. Migrantenliteratuur in Vlaanderen – Rachida Lamrabet
12. Evaluatie
Bronnen:
J. Gera (ed.), Németalföldi Irodalmi Szöveggyűjtemény Sorozat 3, 4, 6. Budapest, 1995, 1996, 1997
(Bloemlezingen uit de Nederlandse literatuur 3, 4, 6. Budapest, 1995, 1996, 1997)
Adrienn Dióssi, Irena Barbara Kalla, Jelica Novakovic-Lopusina (ed.), Kersvers. Bloemlezing moderne Nederlandstlige poëzie, Budapest: Károli 2009
Secundaire literatuur:
J. Gera – A. Agnes Sneller: Inleiding literatuurgeschiedenis voor de internationale neerlandistiek. Hilversum: Verloren 2010.